dinsdag 25 september 2012

Een onverwacht treinontbijt

Het is dinsdagochtend iets voor achten.
Op het station van Veenendaal Centrum sta ik te wachten op mijn trein richting Utrecht.
Nog ietwat slaperig stap ik de achterste coupé in en nestel mij op mijn vaste plekje.
Tas op schoot, krantje erbij en dan aan mijn dagelijkse bakje yoghurt met muesli. Zelfgemaakt in een kek Tupperware bakje, met een mooie glimmende lepel.

Een station verder komt een jongen naast mij zitten.
Hij ziet mij in de weer met mijn ontbijt, glimlacht en zegt: ‘Eet smakelijk’.
Ik knik vriendelijk terug, zeg dankjewel en ga weer verder met mijn ontbijtritueel.
De jongen blijft echter geïntrigeerd naar mijn plastic bakje met vloeibare substantie kijken.


‘Goh’, zegt hij aarzelend, ‘dat heb ik nou nog nooit gezien. Ik bedoel, ik zie wel eens mensen yoghurt uit zo’n knijpding eten in de trein. Maar zo uit een bakje met een lepel? Nee, dat nooit.’
‘Tja, voor alles moet een eerste keer zijn’, antwoord ik. ‘Maarre…niet om het een of ander, zóiets heb ik dan nog nooit in de trein gezien’, zeg ik wijzend met mijn lepel naar de XXL-broodtrommel die de jongen ondertussen uit zijn rugtas heeft gehaald.
De broodtrommel die de jongen op schoot heeft gelegd is eigenlijk geen trommel meer te noemen, maar eerder een vierkante plastic voederbak die tot de nok toe is gevuld met bruine boterhammen en belegde bolletjes.

Een beetje betrapt kijkt de jongen mij aan. ‘Ik heb geen lintworm hoor, als u dat misschien denkt.’
‘Gewoon gezonde trek?’, gok ik.
‘Juist ja, gewoon gezonde trek.’
De jongen neemt een grote hap uit een van zijn vele boterhammen.
‘En waar komt die grote trek dan vandaan?’, vraag ik. ‘Fysieke baan, drukke studie?’
‘Nee, ik loop stage op dit moment. Ik zit in mijn laatste jaar van de studie commerciële economie en hoop hierna aan de slag te gaan als vertegenwoordiger.’
‘Ja, dan kun je wel wat boterhammen gebruiken.’
De jongen glimlacht.

Een tweede boterham wordt uit de trommel gevist. Wat ik dan voor werk doe, vraagt hij.
Ik vertel dat ik op dit moment tijdelijk werk heb ik de cultuursector. Niet de meest ideale baan, maar in deze tijden heb je als werkzoekende weinig te kiezen.
‘Maar als u dan een droombaan zou mogen kiezen, wat zou dat dan zijn?’
Ik vertel hem dat ik graag zou willen schrijven. Iets in de journalistiek misschien. Of op een communicatieafdeling. ‘Maarja, ook daar is op dit moment niet veel brood mee te verdienen. Helemaal niet als je zo’n grote lunchtrommel als die van jou moet vullen!’
‘Vandaar die yoghurt?', grapt de jongen.
‘Juist. Vandaar die yoghurt.’

Inmiddels begint mijn eindstation te naderen. Trommels en bakjes worden weer opgeborgen. De laatste kruimels worden afgeveegd.
De jongen merkt op dat we ons nog niet eens fatsoenlijk aan elkaar hebben voorgesteld.
‘Aangenaam’, zegt hij, ‘ik ben Jeroen.’
Ik schud zijn hand.
‘Dag Jeroen, ik ben Meisje Nooit Genoeg.’
Jeroen lacht. Die naam vindt hij wel passen bij iemand met een bakje yoghurt.
Terwijl ik aanstalten maak om op te staan vraagt Jeroen hij misschien nog ergens iets van Meisje Nooit Genoeg kan lezen.
‘Ja hoor, dat kan’, antwoord ik. ‘Maar alleen als ik dan ook iets over jouw broodtrommel mag schrijven.’
Dat vindt Jeroen prima.

Zo gezegd, zo gedaan.
De trein stopt, ik stap uit. Waar een klein bakje yoghurt al niet toe kan leiden!
Aan mijn krantje ben ik niet meer toegekomen, maar dat is voor deze keer niet zo erg. Zo vaak maak je tegenwoordig immers geen spontane gesprekken meer mee in de trein.

Dus Jeroen, als je dit leest: ik hoop dat de boterhammen hebben gesmaakt. Bedankt voor het gezellige gesprek en succes met de rest van je stage!

maandag 24 september 2012

Project O(ma)

Vrijdagavond 21:00. De telefoon gaat.
‘Oma belt’, vermeldt het scherm.
Oma? Denk ik hardop. Waarom zou die nou bellen? Naar mijn weten is het nog zeker vijf maanden te vroeg voor mijn jaarlijkse verjaardagstelefoontje.

Nog niet helemaal bekomen van de verbazing neem ik op.
‘Dag oma, wat leuk dat u belt. Alles goed met u?’
‘Ja hoor. Tenminste, nog wel.’
‘Hoezo, nog wel?’
‘Nou, ik was net bij de verjaardag van je tante en daar vertelde je nichtje dat jullie iets van een uitnodiging van een feest op haar Facebook-pagina hadden geplaatst.’

Ik knipper even met mijn ogen. Een feest? Op Facebook? Sinds wanneer is mijn oma zo begaan met sociale media? Zou ze vrienden met me willen worden? Ik wist niet eens dat ze een computer had!

Voordat ik tijd heb om verder na te denken vervolgt mijn oma haar verhaal.
‘Ja’, zegt ze, ‘jullie hebben een uitnodiging geplaatst en nu zijn er ineens allemaal mensen die ook willen komen.’

Ineens valt bij mij het kwartje.
‘Oh, u bedoelt de uitnodiging voor de familiedag!’
‘Ja, die bedoel ik.’
‘Nou, dat is toch niet zo erg? We hadden iedereen de uitnodiging per mail verstuurd, maar omdat we niet van iedereen het e-mail adres hadden leek het ons handig deze ook via Facebook te verspreiden. U wilt toch ook graag dat de hele familie komt?’
‘Ja, de hele familie wel. Maar niet de rest van Nederland.’

Wederom weet ik van verbazing even niet wat ik moet zeggen. Heel Nederland op de familiedag? Zou oma een beetje in de war raken?

Dan komt het hoge woord eruit.
‘Heb je dat niet gezien op de televisie? Dat over Haren. Dat is ook gewoon met één uitnodiging begonnen hoor!’

In een klap verandert mijn oma van een warrig mensje in een vrouw van de actualiteit. Een vrouw die zich zorgen maakt bovendien. Want hoe groot haar achtertuin ook mag zijn, meer dan één uit de kluiten gewassen familie kan ze daar toch echt niet in kwijt. Laat staan een compleet Project-X feest!

‘Wat nou als straks echt iedereen bij mij op de stoep staat?’, vraagt ze met een kleine bibbering in haar stem. ‘Dat gaat echt niet passen in dat tuintje van mij hoor!’

Hoewel ik eigenlijk best wel om de hele situatie moet lachen (alleen al het feit dat mijn oma het woord Facebook in haar mond neemt is gewoonweg hilarisch!), voel ik me toch ook wel beetje schuldig.
Ineens zie ik voor me hoe oma over haar toeren terug komt van een verjaardag, omdat ze denkt dat het jaarlijkse familiefeest zal uitmonden in een landelijk relschoppers-festival, waar zelfs een heel pakje sigaretten niet geruststellend tegen zal werken.

‘Nou oma’, zeg ik op mijn meest zelfverzekerde en geruststellende toon, ‘maakt u zich maar geen zorgen. We hebben inderdaad die uitnodigingen op Facebook geplaatst, maar alleen op de persoonlijke pagina’s van de genodigden zelf. Niet iedereen kan er dus zomaar op kijken en zeker niet iedereen zal zomaar naar onze familiedag toe komen.’

‘Oh’, zegt oma, ‘gelukkig maar. Ik was al bang dat we de straatnaambordjes moesten gaan verwijderen.’

Opgelucht hangt oma op.
Zelf ben ik inmiddels wat minder zeker van mijn zaak. Wat nou als die reagerende vrienden straks echt naar de familiedag komen? En wat als ook zij hun vrienden weer meenemen?

Misschien toch geen verkeerd idee om die uitnodiging maar van Facebook te verwijderen.
En voor de zekerheid wat extra vlaaien in te slaan.


dinsdag 11 september 2012

Het mysterie dat Luxemburg heet

Hoewel ik dit verhaal al een keer als bonuspost heb geplaatst op mijn reisblog, kon ik het na de meest recente aflevering van 3 op Reis niet laten om ook op deze plek nogmaals mijn fascinatie voor dit kleine landje uit te spreken. Luxemburg, wat zou jij doen? Tanken en doorrijden of net als Dennis Storm de uitdaging aangaan en een kijkje nemen in dit 'mysterieuze' land?

-------------------------------------------------------------------------------------

- ‘So, where have you just been?’ 
- ‘Well, we just came from India and Nepal and after this we go to Chili and Paraguay.’
- ‘Wow, that sounds fantastic! I want to go there!’

Zien reizen doet reizen. En wie eenmaal ‘doet’ reizen, wil daarna alleen nog maar meer reizen.
Het reisvirus is niet moeilijk te pakken te krijgen. Het wordt opgepikt bij het oversteken van de eerste verre grens en wordt gedurende de rest van de trip gevoed door alle verhalen van medereizigers die ook aan het virus ‘lijden’. India, Afrika, Azië, Zuid-Amerika...De ene heeft nog meer gezien dan de ander en hoe meer verhalen je hoort, hoe heftiger het virus wordt en hoe meer je bij jezelf denkt: ‘Oh, daar wil ik ook heen, dat wil ik ook zien, dat wil ik ook doen!’

De wereld is groot en er zijn veel plekken te zien.
Er is echter één kleine plek op aarde waar je als reiziger (en overigens ook als niet-reiziger) maar bar weinig over hoort: Luxemburg. Dit kleine landje, dat notabene deel van de Benelux is, is voor mij één groot mysterie. Ja, je kan er goedkoop tanken, dat weet ik inmiddels wel. Maar wat nog meer? Nooit hoor je er wat over in het nieuws, of lees je er wat over in de krant. Ik ken vrijwel niemand die er ooit is geweest, sterker nog, ik heb zelfs nog nooit een Luxemburger ontmoet! Al reizende ontmoet je talloze mensen, van talloze nationaliteiten. Maar een Luxemburger? Nee hoor, Zouden ze nooit op vakantie gaan?




En dan de taal; wat spreken ze daar eigenlijk? Frans, Duits, Luxemburgs? Hebben ze een koning of een hertogin; eten ze kaas of worst; drinken ze liever bier of wijn? Het is allemaal één groot vraagteken. En dat terwijl we praktisch buren zijn! Met vrijwel dezelde vlag! Hoe kan dat?
Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer mijn nieuwsgierigheid groeit. Dat wordt nog eens verder versterkt door het feit dat Luxemburg niet alleen de ‘John Doe’ onder de landen blijkt te zijn, maar ook nog eens een van de meest leefbare plekken ter wereld. De mensen zijn er gelukkig, het dagelijks leven is er fijn en binnen die kleine landsgrensjes is er verder eigenlijk gewoon weinig reden tot klagen (misschien dat we er daarom ook zo weinig over horen én dat ze daarom nooit op vakanie gaan!).

Hoe komt dan toch dat je zo weinig mensen over Luxemburg hoort? Ik zou er haast een publiciteitscampagne voor opzetten. 'Luxembourg: the ultimate adventurous and off the beaten track destination.' Best een goede slogan toch?

Hoe meer ik reis en hoe minder mensen ik erover hoor, des te meer ik bovenstaande ook echt begin te geloven. Wie had ooit gedacht dat de meest spannende reis zo dicht bij huis zou liggen? Of vergis ik me nu sterk?
Hoe spannend of saai het echter ook mag zijn; één ding weet ik zeker en dat is dat ik het zelf wil meemaken. Het reisvirus begint te kriebelen en ik denk: ‘Goh, misschien moet ik mijn volgende reis niet naar Afrika/Amerika/Indonesië laten gaan, maar gewoon heel simpel naar Luxemburg’.

En dan zou het zomaar kunnen dat ik de volgende keer ineens dit gesprek voer:

-   ‘So, where have you just been?’
- ‘Well, we just came from India and Nepal and after this we go to Chili and Paraguay. You?’
- ‘I just came from Luxembourg.’
- ‘Luxem..what?!’
- ‘Oh, you know..that small exotic country no one ever hears about.’
- ‘Wow, that sounds fantastic! I want to go there!’


donderdag 6 september 2012

Toen onze mop een mopje was...

Laatst hoorde ik op televisie ene Henk een mop vertellen. Op zich niets verrassends, aangezien het een reallife programma betrof en mensen daar over het algemeen dingen doen en zeggen die ze in het normale leven ook doen (tenminste, dat is de bedoeling van zo'n programma). Ook de mop zelf was niet bijzonder grappig of origineel. Een beetje het type van 'Jantje komt bij de dokter en..'.

Toch was er een bepaald gevoel dat het vertellen van deze grap bij mij teweegbracht. Noem het weemoed, noem het sentiment. Het was in ieder geval een soort van vervreemding die ik in eerste instantie niet kon plaatsen. Om een grap moet je normaal gesproken toch gewoon lachen? Totdat ineens het kwartje viel: de mop is een ouderwets en uitstervende soort aan het woorden!


Laat ik dus maar meteen met de deur in huis vallen. Wanneer heeft u voor het laatst een mop gehoord of verteld? Nee, geen sketch of cabaret-imitatie. Gewoon een ouderwetse grap over Sam en Moos of een beginnend met de zinsnede 'Komt een vrouw bij de dokter..'.

Geen idee?

Dat kan zomaar eens goed kloppen. De traditionele mop is volgens experts namelijk in hoog tempo aan het verdwijnen. De grote boosdoener? Het internet. Door de opkomst van dit medium beleven we humor tegenwoordig namelijk op een andere manier (bron). Daar waar we vroeger moppen aan elkaar vertelden, sturen we deze tegenwoordig gewoon digitaal naar elkaar toe. Een orale traditie is een visuele traditie geworden, waardoor mensen het moppentappen hebben verleerd en vaak überhaupt geen moppen meer uit hun hoofd kennen.

Een andere 'boosdoener' bij het verdwijnen van de mop is de toenemende populariteit van cabaret en stand-up comedy. Vroeger was de mop van iedereen (ok, er waren mensen die ze beter niet konden vertellen), maar tegenwoordig lijkt het vertellen van grappen haast een kunst met een grote K te zijn geworden die alleen toegeschreven is aan echte professionals.

Een goede mop vertellen is 'uit' en al lang niet meer zo cool als vroeger. De Mini-Moppentrommels en sterren van Moppentoppers hebben plaatsgemaakt voor de Hans Teeuwen's en Najob Amhali's onder ons en soms is dat best een klein beetje jammer. Hoe leuk zou het immers zijn als we in plaats van plaatjes via internet ook af en toe weer eens een ouderwetse mop bij het koffiezetapparaat zouden vertellen en gezamenlijk om een grap kunnen lachen in plaats van het allemaal massaal te 'liken'? Met een klein moppenboekje op het toilet kan een saaie verjaardag zo opgeleukt worden en dan heb ik het nog niet eens over mensen die enthousiast een grap beginnen te vertellen en dan volledig de draad kwijtraken (een beetje leedvermaak is een mop op zich)

Laat Henk dus niet alleen in zijn lolbroek staan, maar sta hem bij in zijn strijd de mop nog een klein beetje levend te houden. Flauw, droog, lang of kort...het maakt niet uit, zolang we er maar om kunnen lachen. En omdat ik humor altijd een warm hart toedraag, bij deze eentje om mee af te trappen:

Waarom kan Einstein geen muur bouwen?
Antwoord: Omdat hij maar ein stein heeft!

En ach, als we dan toch flauw bezig zijn. Nog eentje om het af te leren:

Lopen 2 tampons over straat.
Zegt de een tegen de ander : 'Ik heb het koud'.
Zegt de ander : 'Moet je je muts opdoen'.