donderdag 25 oktober 2012

Baby you can't drive my car

Parachutespringen, bungeejumpen, diepzeeduiken, abseilen, rotsklimmen...

Wanneer je mensen vraagt naar hun lijstje met meest enge activiteiten, dan zijn bovenstaande bezigheden vaak de eerste dingen die genoemd worden. Wanneer ik echter kijk naar mijn lijstje, dan zie ik daar heel iets anders bovenaan staan. Niet de hoogte, de diepte, het koord of de zuurstoffles zijn het die mij angstige zweethandjes geven. Nee, het is een doodsimpele, alledaagse, veelvuldig uitgevoerde handeling, waar ik al een aantal jaar voor probeer te vluchten, maar waarvan ik mijn angst ervoor nu toch echt onder ogen zal moeten zien.



Autorijden.
Het is op zijn zachtst gezegd niet mijn grootste hobby.
Daar waar de meeste leeftijdsgenootjes al voor hun achttiende stonden te trappelen om achter het stuur te kruipen, zag ik er nog niet echt het nut van in om zelf de weg onveilig te maken. In plaats van een rijbewijs kocht ik liever een vliegticket en liet ik mij met de Greyhound-bus door Australië en Nieuw Zeeland rijden om mijn eigen lijstje van extreme activiteiten af te werken.

Op mijn eenentwintigste kon ik er dan echter toch niet omheen. Het duikbrevet mocht ik dan inmiddels al een aantal jaar op zak hebben, van dat rijbewijs was ondertussen nog steeds niks gekomen. En tja, aangezien zo'n papiertje toch een beetje bij je status als 'volwassene' hoort, zat er ook voor mij niets anders op om een rijschool te zoeken en rijles te nemen.

Nou, dat heb ik geweten. Dacht ik in eerste instantie nog dat mijn rij-ontwijkende gedrag gewoon te wijten was aan simpele desinteresse, eenmaal achter het stuur bleek dat ik al die jaren onbewust al wist dat deze vorm van voortbewegen niet aan mij besteed was.Van de allereerste les tot mijn allerlaatste examen: de uitspraak 'voel je één met de auto' heb ik helaas nooit in werkelijkheid mogen ervaren.

Dat ik, toen ik na drie keer eindelijk het papiertje had (dankzij een examinator met medelijden), meteen weer voor een half jaar naar het buitenland vertrok, hielp ook niet mee om mijn rijvaardigheid te vergroten. Het rijbewijs was dus misschien wel 'in the pocket', maar daarmee meteen ook héél diep weggestopt!

En zo kwam het dat ik als 'roze pasje bezitster' uitgroeide van iemand die niet graag reed, naar iemand die gewoon simpelweg helemaal niet meer reed. In de auto zitten vond ik prima (ik ben een van de beste en meeste makkelijke bijrijders die je kunt hebben, al zeg ik het zelf), maar zodra ik zelf achter dat stuur moest kruipen...



Een klein lichtpuntje kwam toen ik een vriendje kreeg met een auto. Een oud, klein bakkie en bovendien een automaat. Wat een verademing! Niks geen afslaande motoren of klungelen met de pook. Gewoon remmen, gas geven en sturen. Waarom kunnen niet alle auto's zo gebouwd zijn?

Maar automaat of geen automaat. Stiekem weet ik ook wel dat ik mijn angst niet alleen daarop kan afschuiven. Feit is dat door mijn eigen schuld (lees: kop in het zand) het autorijden beetje bij beetje steeds meer naar boven is geschoven op mijn 'enge dingen lijstje'. Het is net als bungeejumpen. Des te langer je op de afgrond blijft staan en er over na blijft denken, des te enger het wordt. Niet denken moet je, maar doen! Inademen, afzetten en springen!

En dus sta ik hier. Aan de afgrond. Mijn adem stokt, maar ik wil het toch. Ik ben er klaar mee namelijk. Klaar om dat 'bange rijwijf' te zijn, klaar met het verzinnen van smoesjes ('Nee joh, ik fiets juist graag in de regen!'), klaar met afhankelijk zijn en klaar met de schaamte voor mijn rij-angst.

De komende drie maanden hebben we een auto te leen (de smoes van 'we hebben geen auto' gaat bij deze dus al niet meer op) en het wordt tijd dat ook ik daarin ga rijden.
Komende zondag is het zover. Hoewel ik liever zou gaan parachutespringen of bungeejumpen, is vriendje onverbiddelijk. We gaan de auto in. Of beter gezegd: ik ga de auto in.

In gedachten adem ik alvast in. Niet denken, niet miepen, maar rijden. Het industrieterrein lijkt ons een veilig startpunt. Nu maar hopen dat ze het elastiek ook goed ingesteld hebben!



donderdag 11 oktober 2012

De wereld door een roze bril

Ik houd van kleur.
Vanaf het eerste moment dat ik als klein meisje zelf de kleur van mijn kamer mocht bepalen, heb ik het palet van de regenboog als letterlijke leidraad genomen. Het begon met mintgroen en zacht lila en daarna zijn bijna alle kleuren wel de revue gepasseerd.

Nooit heb ik begrepen waarom mensen zich het liefst in een (al dan niet gebroken) wit interieur willen begeven. In de woontijdschriften die ik bekijk komt altijd dezelfde beweegreden naar voren: 'Wit is zo heerlijk rustig en rustgevend'. Rustgevend. Ik krijg bij dit soort interieurs altijd eerder het gevoel van een steriel ziekenhuis of een anonieme hotelkamer. Wie zou daar nou permanent willen wonen? Nee, doe mij maar een likje golvend blauw en  spiritueel paars. Daar word ik nou zen van.


Hoe meer kleur, hoe beter. Het was dan ook niet zo vreemd dat toen vriendje en ik te horen kregen dat we een nieuw huis zouden krijgen, ik meteen aan de slag ging met het bedenken van een passend kleurenpalet. Paars en mosterdgeel in de woonkamer, azuurblauw in de keuken, geel op de overloop en donkerblauw met fuchsia op de slaapkamer. Een geslaagde combi al zeg ik het zelf, hoewel ik bij het vertellen van dit plan aan anderen toch regelmatig opgetrokken wenkbrauwen krijg. 'Ehm, paars en geel; zou je dat nou echt doen?' of 'Goh, wat een ehh..vrolijk huisje zal dat worden!'

Nu is het op zich niet zo gek dat ik met al die kleuren aankom (de meeste vrienden van mij zijn inmiddels wel wat gewend). Het punt waar mensen zich het meeste over lijken te verbazen, is dat ik niet alleen in dit huis ga wonen, maar samen met mijn vriendje. Een echte man, die - zoals mannen betaamt - houdt van auto's en muziek, maar in dit geval dus ook van kleur!
Mijn beste vriendinnetje wilde het in eerste instantie niet geloven. Ze dacht dat vriendje zich gewoon door mij om liet praten en het allemaal wel best vond. Welke man kiest er immers nou zelf voor een combinatie mostergeel en azuurblauw? Laat staan dat fuchsia roze in de slaapkamer! Manipulatie was het. Manipulatie met wellicht een vleugje doofstom en kleurenblind.

Maar lieve mensen, ik kan jullie verzekeren, er is in dit geval geen manipulatie in het spel geweest. Ja, als hoofd van de commissie inrichting ben ik degene geweest die de kleurenkaartjes zorgvuldig bij de bouwmarkt heeft geselecteerd. Maar ik kan u verzekeren: lang niet alle keuzes zijn meteen door de ballotage van vriendje heen gekomen. Meneer houdt immers wel van kleur, maar heeft daar ook zeker zo zijn mening over.

En dus zit ik nu, met mijn laptop op schoot, op een donkerpaarse bank, tegen een mosterdgele muur en voor mij nog wat ruimte voor twee bijzettafeltjes. In ons vorige huis waren de tafeltjes rood. Gisteren vroeg ik aan vriendje wat een betere kleur voor bij ons nieuwe interieur zou zijn. Groen? Blauw? 'Wat dacht je anders van roze?', zei vriendje opeens. 'Je weet wel, van dat toffe oudroze. Ik denk dat die kleur wel goed in de woonkamer past.'

Roze. Dat ik daar zelf nou niet aan heb gedacht! Ik denk dat ik maar eens wat verfblikken ga halen.